Ambiguïteit in God binnen de Akedah
Verkenning van vier exegetische benaderingen over
en een literaire/narratologische analyse van
de spanning in Gods handelen binnen Gen. 22:1-19
Afstudeerscriptie Exegese van het Oude Testament
ter verwerving van de graad van doctorandus in de theologie
Faculteit Geesteswetenschappen
Departement Godgeleerdheid
Universiteit Utrecht
Kandidaat: T. W. Muller
Eerste begeleider: prof. dr. B.E.J.H. Becking
Tweede begeleider: dr. G. van Ek
Verdediging: 28 Augustus 2007
Inhoud
Afkortingen i
Hoofdstuk 1 – Inleiding en opzet………………………………………………………………………... 1
Probleemstelling 1
Vraagstelling en methode 2
Hoofdstuk 2 – Tekst, vertaling en tekstkritiek…………………………………………………………. 3
2.1 Masoretische tekst volgens Biblica Hebraica Stuttgartensia 3
Tekstafbakening 4
Criteria voor de werkvertaling. Gebruikte vertalingen 4
Werkvertaling Gen. 22:1-19 7
Aantekeningen bij de vertaling en tekstkritiek 9
Hoofdstuk 3 – Literair-kritische benadering 13
Inleiding 13
Henning Graf Reventlow: kanttekeningen bij de literair-kritische benadering 14
Bespreking 14
Evaluatie Graf Reventlow 15
3.1 Rudolf Kilian: de Elohist als primaire bron 16
Inleiding 16
“Jahwe” in vers 14 17
Het wegvallen van de spanning 17
Evaluatie Kilian 18
3.1 John van Seters: de Jahwist als primaire bron 23
Bespreking 23
Evaluatie Van Seters 25
3.5 H.-D. Neef: de Jehovist als primaire bron 28
Bespreking 28
Evaluatie Neef 30
3.6 Literaire kritiek: conclusie 31
Hoofdstuk 4 – Vormkritische benadering 32
Inleiding 32
Henning Graf Reventlow: Gen. 22 als folkloristisch verhaal 33
4.2.1 Inleiding 33
Vorm: een folkloristisch verhaal 33
Het snoeiproces 34
Vs 14: waarom literaire kritiek exegetisch niet voldoet 36
Kritiek op de duiding van Gen. 22:14 als cultuslegende 37
Evaluatie Graf Reventlow 38
Rudolf Kilian: Gen. 22 als vervlechting van twee cultische tradities 40
Bespreking 40
Evaluatie Kilian 41
4.4 Vormkritiek: conclusie 42
Hoofdstuk 5 – Godsdiensthistorische benadering 43
Inleiding 43
5.2 H.-P. Müller: herinnering aan de archeologische vondsten 43
Bespreking 43
Evaluatie Müller 46
Ed Noort: mensenoffers en theologie 50
Inleiding 50
De deuteronomistische kritiek 50
Kinderoffers: een godsdiensthistorisch thema in vogelvlucht 50
Datering 52
Exegese en conclusies 54
Evaluatie Noort 54
5.4 Andreas Michel: propaganda en Molech-allusies 57
Inleiding 57
Vragen rond het mlk-offer 57
Kinderen voor Molech: chronologie van een gruwelbeeld 58
De tofet als plaats waar kinderen worden verbrandt 58
De eerstgeborenen wijden/geven aan de Molech 60
Twee klassieke kinderofferteksten (2 Kon 3:27; Ri. 11) en de term hl[-hif’il + hl'[o 61
%l,mo in Gen. 22:1-19 62
Intertekstuele verbanden van Gen. 22:1-19 63
Evaluatie Michel 65
5.5 Godsdiensthistorische methode: conclusie 67
Hoofdstuk 6 – Literaire/narratieve benadering 68
Inleiding 68
Gerhard Von Rad: Gen. 22:1-19 en de nacht van Godverlatenheid 68
Inleiding 68
De bijzondere aard van Gen. 22:1-19 69
Interpretatie 69
Theologie achter Gen. 22:1-19 71
De vertelling als ergernis 71
Evaluatie Von Rad 72
6.3 Andreas Michel: de tekst stuurt de lezer 75
Inleiding 75
Perspectief 75
Leemtes en ambivalenties 76
Inzoomen door spel met de tijd en cameravoering 77
Emoties 77
Evaluatie Michel 78
6.4 Frans Breukelman: Gen. 22:1-19 als leerverhaal over de oorsprong van Gods volk 79
Inleiding 79
Genesis als de verwekking van Israël 79
De Abrahamcyclus 81
Proloog van de cyclus (Gen. 11:27-32) 82
Hoofdgedeelte: opening (Gen. 12:1-13:18 83
Hoofdgedeelte: slot (Gen 22:1-19) 83
Gen 22:1-19 als illustratie van de wegen van God en mens 85
Evaluatie Breukelman 8
6.5 Benno Jacob - de godsnamen ~yhil{a/h' en hw"hy> als literair motief 90
Bespreking 90
Evaluatie Jacob 92
6.6 Literaire/ narratieve methode: conclusie 93
Hoofdstuk 7 – Literaire/narratologische benadering: methodisch kader 94
Methodiek van een literaire benadering: drie voorstellen 94
Mieke Bal – Structuren die de tekst indelen 94
Inleiding 94
Terminologie, en de toepassing in Gen. 22:1-19 94
De narratieve cirkel 95
De protagonist: criteria 96
Van actor naar karakter 96
Karakters in relatie tot elkaar: de semantische as 98
Focalisatie 99
Suspense 100
Plaats en ruimte 102
Ritme, of tijd 102
7.3 Meïr Sternberg – Gap Theory 103
Inleiding 103
Lacunes 103
Contradicties 106
Normen 108
7.4 Jan Fokkelman – formalisatie via motieven en structuren 112
Inleiding 112
Genesis 22:1-19 113
Gesproken woord en gebeuren. Het gesproken woord als motor van het verhaal 113
Woordaantallen als structurering en expliciete getallen in de tekst 114
De tekst als twee-/drievoudig weefsel 115
Theologische boodschap van Gen. 22:1-19 116
7.5 Conclusie 117
Resultaten Bal 117
Resultaten Sternberg 117
Resultaten Fokkelman 118
Hoofdstuk 8 – Gerichte exegese Gen. 22:1-19 119
Inleiding 119
Plot en suspense & literaire motieven 119
Excurs – de hw"hy> %a;l.m; als literair motief 121
Lacunes en dramatiek: gap theory 123
8.3.1 Ambiguïteit in het personage van Abraham 123
Ambiguïteit in het personage van God 125
De Abrahamcyclus en de rol van de zoon als waardeobject 125
Conclusies 128
Consequenties van de exegese voor de werkvertaling 129
Hoofdstuk 9 – Eindconclusie 130
Literatuur 132
Samenvatting 137
Afkortingen
AC – Arnold en Choi, A Guide to Biblical Hebrew Syntax
Anchor – The Anchor Bible
BKAT – Biblisches Kommentar Altes Testament
BL – Bauer & Leander, Historische Grammatik
BZ – Biblische Zeitschrift
BZAW – Beihefte zur Zeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft
CIS – Corpus Inscriptionum Semiticarum. Paris 1881ss.
DATD – Das Alte Testament Deutsch (Neues Göttinger Bibelwerk)
GHK – Göttinger Handkommentar zum Alten Testament
Ges-K – Gesenius-Kautsch: Gesenius’ Hebrew Grammar
HAHAT – (Gesenius’) Hebraïsches und Aramaïsches Handworterbüch über das Alte Testament
JBL – Journal of Biblical Literature
JSOT – Journal for the Study of the Old Testament
HALAT – (Koehler & Baumgartner) Hebräisches und Aramäisches Lexicon zum Alten Testament
HAW – Handbuch der Altertumswissenschaften
KAI - Kanaänitische und Aramäische Inschriften (Donner-Röllig)
NBL – Neues Bibellexikon
NBG’51 – Bijbelvertaling door Nederlands Bijbelgenootschap van 1951
NBV - Nieuwe Bijbelvertaling
NICOT – The New International Commentary on the Old Testament
POT – De Prediking van het Oude Testament
Praep. ev. – Praeparatio Evangelica (Eusebius)
RSFen – Rivistia di Studi Fenici. (Centro di stud. per la civiltà fenicia e punica)
TLOT – Theological Lexicon of the Old Testament, (ed. Jenni & Westermann)
VT – Vetus Testamentum
WBC – Word Biblical Commentary
W-O’C – Waltke & O’Connor, An introduction to biblical Hebrew syntax
WMANT – Wissenschaftliche Monographien zum Alten und Neuen Testament
ZThK – Zeitschrift für Theologie und Kirche
Hoofdstuk 1 – Inleiding en opzet
Probleemstelling
De beproeving van Abraham of Akedah (‘vastbinden van Izaäk’) wordt alom geroemd als een van de hoogtepunten van de Oudtestamentische verhalende literatuur. De tragiek in de offergang van de vader die de opdracht heeft zijn eigen zoon aan God op te offeren, weet generaties lezers te boeien.
Tegelijkertijd wekt het verhaal bij de lezer morele weerstand. Immanuel Kant geeft die weerstand scherp weer: “Abraham hätte auf diese vermeinte göttliche Stimme antworten müssen: „Daß ich meinen guten Sohn nicht töten solle, ist ganz gewiß; daß aber du, der du mir erscheinst, Gott sei, davon bin ich nicht gewiß, und kann es auch nicht werden, wenn sie auch vom (sichtbaren) Himmel herabschallete.“ ”.1 Dat dit citaat veelvuldig wordt opgenomen in exegetische literatuur, is een indicatie dat deze weerstand door veel lezers wordt gevoeld.2
Een interessant verschijnsel is dat twee tegengestelde interpretaties aan deze weerstand ontspringen, die hun uitgangspunt beide nemen in dezelfde observatie:
(1) De eerste interpretatie is God te ontslaan van schuld aan het aanzetten van Abraham tot moord, door de opdracht in de schoenen te schuiven van de duivel. God is dan enkel de redder. Zo wijst Jubileeën 17:16 de engelenvorst Mastema aan als degene die met het idee komt voor de beproeving: “Du wirst wissen, ob er glaubend ist in allem, worin du ihn versuchst.”3 Deze kosmische tegenstander van God lijkt daarmee die handelingen toegeschoven te krijgen die beneden Gods waardigheid worden geacht. Die interpretatie is in lijn met andere passages in het boek Jubileeën, zoals Jub. 48:2, waar het niet JHWH maar Mastema is die Mozes’ leven bedreigt (Ex. 4:24-26) Jub. 48:17 dat Mastema de harten van de Egyptenaren laat verharden (Ex. 9:12). In de moderne tijd heeft Benno Jacob deze interpretatie verdedigd.4
(2) De tweede interpretatie bekritiseert niet alleen de opdracht als moreel verwerpelijk, maar ook Gods redding van Izaäk, als onderdeel van een en hetzelfde sadistische spel van God met zijn knecht. Deze interpretatie uit zich in uitspraken als: “...En dan staat God als Ralph Inbar in de coulissen te wachten om te vertellen dat het allemaal niet doorgaat…”5 en “Wer solch ein böses Spiel mit seinen Knechten treibt – ist er am Ende selbst ein zynischer oder gar sadistischer Spieler?”6
Beide interpretaties zijn tegengesteld: de eerste splitst het kwaad van God af, de tweede verklaart God zelf tot het kwaad. Hun punt van overeenkomst is echter dat beide interpretaties starten bij dezelfde observatie, namelijk dat het handelen van God in vs. 2. op gespannen voet staat met Zijn handelen in vs. 11. De eerste beweging lost die spanning op door een aparte, aan God tegengestelde figuur in te lassen: Mastema. De tweede beweging lost die spanning op door hierachter een motief te poneren, dat these en antithese bijeen houdt: een sadistisch spel.
1.2 Vraagstelling en methode
De observatie die bovengenoemde twee interpretaties maken, voert tot een onderzoeksvraag: in hoeverre is deze spanning in Gods handelen tussen Gen. 22:2 en vs. 11 werkelijk aanwezig in de tekst?
Om dat na te kunnen gaan, loopt deze studie een viertal exegetische methoden langs, om te zien hoe ze om gaan met de mogelijke spanning tussen vs. 2 en vs. 11. Deze methoden zijn (1) de literaire kritiek; (2) de vormkritiek; (3) de godsdiensthistorische kritiek; en (4) de literaire/narratieve benadering. Genoemde methoden zullen elk in een afzonderlijk hoofdstuk worden beschreven met steeds enkele representatieve voorbeelden. Elke methode zal worden geëvalueerd in hoeverre ze in staat is antwoord te geven op bovenstaande onderzoeksvraag van deze studie. De volgorde van de methoden is chronologisch bepaald.
Vervolgens wordt de methode waarmee de vraagstelling het beste te beantwoorden is, nader beschreven aan de hand van enkele vooraanstaande proponenten van deze methode.
Op grond van deze methodiek geven we een beknopte exegetische schets. De schets zal zich beperken tot die punten die betrekking hebben op de hierboven genoemde vraagstelling.
Hoofdstuk 2 – Tekst, vertaling en exegese
2.1 Masoretische tekst volgens Biblica Hebraica Stuttgartensia
hL,aeh' ~yrIb'D>h; rx;a; yhiy>w:
|
1
|
~h'r'b.a;-ta, hS'nI ~yhil{a/h'w>
`ynINEhi rm,aYOw: ~h'r'b.a; wyl'ae rm,aYOw:
|
|
hY"rIMoh; #r,a,-la, ^l.-%l,w> qx'c.yI-ta, T'b.h;a'-rv,a] ^d>yxiy>-ta, ^n>Bi-ta, an"-xq; rm,aYOw:
|
2
|
`^yl,ae rm;ao rv,a] ~yrIh'h, dx;a; l[; hl'[ol. ~v' Whle[]h;w>
|
|
AnB. qx'c.yI taew> ATai wyr'['n> ynEv.-ta, xQ;YIw: Armox]-ta, vbox]Y:w: rq,BoB; ~h'r'b.a; ~Kev.Y:w:
|
3
|
`~yhil{a/h' Al-rm;a'-rv,a] ~AqM'h;-la, %l,YEw: ~q'Y"w: hl'[o yce[] [Q;b;y>w:
|
|
wyn"y[e-ta, ~h'r'b.a; aF'YIw: yviyliV.h; ~AYB;
`qxor'me ~AqM'h;-ta, ar>Y:w:
|
4
|
hKo-d[; hk'l.nE r[;N:h;w> ynIa]w: rAmx]h;-~[i hPo ~k,l'-Wbv. wyr'['n>-la, ~h'r'b.a; rm,aYOw:
|
5
|
`~k,ylea] hb'Wvn"w> hw
|
|
tl,k,a]M;h;-ta,w> vaeh'-ta, Ady"B. xQ;YIw: AnB. qx'c.yI-l[; ~f,Y"w: hl'[oh' yce[]-ta, ~h'r'b.a; xQ;Yiw:
|
6
|
`wD'x.y: ~h,ynEv. Wkl.Yew:
|
|
ynIb. yNIN |
7
|
`hl'[ol. hF,h; hYEa;w> ~yci[eh'w> vaeh' hNEhi rm,aYOw:
|
|
ynIB. hl'[ol. hF,h; AL-ha,r>yI ~yhil{a/ ~h'r'b.a; rm,aYOw:
|
8
|
`wD'x.y: ~h,ynEv. Wkl.Yew:
|
|
~yci[eh'-ta,%ro[]Y:w: x;Bez>Mih;-ta, ~h'r'b.a; ~v' !b,YIw: ~yhil{a/h' Al-rm;a' rv,a] ~AqM'h;-la, WaboY"w:
|
9
|
`~yci[el' l[;M;mi x;Bez>Mih;-l[; Atao ~f,Y"w: AnB. qx'c.yI-ta, dqo[]Y:w:
|
|
tl,k,a]M;h;-ta, xQ;YIw: Ady"-ta, ~h'r'b.a; xl;v.Yiw:
|
10
|
`AnB.-ta, jxov.li
|
|
~h'r'b.a; ~h'r'b.a; rm,aYOw: ~yIm;V'h;-!mi hw"hy> %a;l.m; wyl'ae ar'q.Yiw:
|
11
|
`ynINEhi rm,aYOw:
|
|
hM'Wam. Al f[;T;-la;w> r[;N:h;-la, ^d>y" xl;v.Ti-la; rm,aYOw:
|
12
|
`yNIM,mi ^d>yxiy>-ta, ^n>Bi-ta, T'k.f;x' al{w> hT'a; ~yhil{a/ arey>-yKi yTi[.d;y" hT'[; yKi
|
|
wyn"r>q;B. %b;S.B; zx;a/n< rx;a; lyIa;-hNEhiw> ar>Y:w: wyn"y[e-ta, ~h'r'b.a; aF'Yiw:
|
13
|
`AnB. tx;T; hl'[ol. Whle[]Y:w: lyIa;h'-ta, xQ;YIw: ~h'r'b.a; %l,Yew:
|
|
ha,r>yI hw"hy> aWhh; ~AqM'h;-~ve ~h'r'b.a; ar'q.Yiw:
|
14
|
`ha,r'yE hw"hy> rh;B. ~AYh; rmea'yE rv,a]
|
|
~h'r'b.a;-la, hw"hy> %a;l.m; ar'q.Yiw:
|
15
|
`~yIm'V'h;-!mi tynIve
|
|
hw"hy>-~aun> yTi[.B;v.nI yBi rm,aYOw:
|
16
|
`^d,yxiy>-ta,^n>Bi-ta, T'k.f;x' al{w> hZ |
|
~Y"h; tp;f.-l[; rv,a] lAxk;w> ~yIm;V'h; ybek.AkK. ^[]r>z:-ta, hB,r>a; hB'r>h;w> ^k.r,b'a] %reb'-yKi
|
17
|
`wyb'y>ao r[;v; tae ^[]r>z: vr;yIw>
|
|
yyEAG lKo ^[]r>z:b. Wkr]B't.hiw>
|
18
|
`yliqoB. T'[.m;v' rv,a] bq,[e #r,a'h'
|
|
[b;v' raeB.-la, wD'x.y: Wkl.YEw: WmquY"w: wyr'['n>-la, ~h'r'b.a; bv'Y"w:
|
19
|
`[b;v' raeb.Bi ~h'r'b.a; bv,Yew:
|
| |