Voorwaardenpakket
Voldoet de arbeidsrelatie aan de regels van het zogenoemde
voorwaardenpakket, dan hoeft u de premies werknemersverzekeringen
niet te betalen en de bijdrage Zvw niet te vergoeden.
Een van de voorwaarden van het pakket is de toepassing
van de opting-in-regeling (zie paragraaf 15.15). U
betaalt wel loonbelasting/premie volksverzekeringen en de
bijdrage Zvw. Naast de toepassing van de opting-in-regeling
worden er onder meer voorwaarden gesteld aan de werkzaamheden,
de inkomsten en de verplichtingen van de
exploitant. Meer informatie over het voorwaardenpakket
vindt u op www.belastingdienst.nl.
Voor de sekswerkers die werken op basis van het voorwaardenpakket,
moet u de loonbelasting/premie volksverzekeringen
met afwijkende percentages berekenen (zie tabel 4,
5, 6a en 6b achter in dit handboek).
15.17 Studenten en scholieren
Voor studenten en scholieren bestaat een bijzondere regeling:
de studenten- en scholierenregeling. Als u de regeling
mag toepassen, hoeft u minder loonbelasting/ premie
volksverzekeringen en ww-premie te berekenen. U mag
namelijk in plaats van het werkelijke loontijdvak dat u met
de student of scholier bent overeengekomen, voor de berekening
van de loonheffingen het kalenderkwartaal gebruiken.
U houdt dan in veel gevallen minder of zelfs helemaal
geen loonbelasting/premie volksverzekeringen
in en houdt
rekening met de kwartaalfranchise voor de ww-premie.
Om de regeling te mogen toepassen, moet u wel een verklaring
hebben waarin de student of scholier aangeeft dat hij
voor deze regeling in aanmerking wil komen. De regeling
geldt voor:
• scholieren voor wie bij het begin van het kalenderkwartaal
recht bestaat op kinderbijslag op grond van de
Algemene kinderbijslagwet
• studenten en scholieren die bij het begin van een kalenderkwartaal
recht hebben op een (voorwaardelijke) gift of
prestatiebeurs op grond van de Wet studiefinanciering
2000 of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek
• studenten en scholieren die bij het begin van het
kalenderkwartaal
recht hebben op een tegemoetkoming
in de studiekosten op grond van de Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten
• buitenlandse studenten en scholieren uit een ander land
van de Europese Unie, en uit IJsland, Noorwegen,
Zwitserland en Liechtenstein die beschikken over een
International Student Identity Card (isic)
Aan de toepassing van de studenten- en scholierenregeling
is een aantal voorwaarden en verplichtingen verbonden
(zie paragraaf 15.17.1 en 15.17.2). Om deze regeling te
beëindigen,
moet u aan bepaalde verplichtingen voldoen
(zie paragraaf 15.17.3).
15.17.1 Voorwaarden en verplichtingen
Nederlandse studenten en scholieren
Een Nederlandse student of scholier moet een schriftelijk,
gedagtekend en ondertekend verzoek bij u doen voor het
toepassen van de studenten- en scholierenregeling. In het
verzoek moet hij het correspondentienummer van de
studiefinanciering
(of tegemoetkoming studiekosten), of
het registratienummer van de kinderbijslag en de ingangsdatum
van de regeling vermelden. Uit dit verzoek blijkt of de
werknemer student of scholier is in de zin van de regeling en
of de student of scholier voor toepassing van de regeling in
aanmerking wil komen. Wij hebben hiervoor een Model opgaaf
gegevens voor de loonheffingen (studenten- en scholierenregeling)
ontwikkeld.
U kunt dit downloaden van www.belastingdienst.nl.
Bewaar het formulier bij uw loonadministratie. Gebruikt u
het formulier niet, bewaar dan het verzoek en de gegevens
voor de loonheffingen – een schriftelijke, gedagtekende en
ondertekende verklaring waarin uw werknemer zijn naam,
geboortedatum, bsn/sofinummer,
adres en woonplaats
vermeldt
– bij uw loonadministratie.
Belastingdienst | Handboek Loonheffingen 2011 15 Bijzondere arbeidsrelaties | 123
Buitenlandse studenten en scholieren
Wilt u de studenten- en scholierenregeling toepassen voor
een buitenlandse student of scholier uit een ander land van
de Europese Unie, of uit IJsland, Noorwegen, Zwitserland of
Liechtenstein? Dan moet u kunnen bewijzen dat er sprake is
van een student of scholier. Dat kan eenvoudig met een
International Student Identity Card (isic). Studenten die geen
isic hebben, kunnen deze kaart aanvragen bij een afgiftepunt
(zie www.isic.org). Past u de studenten- en scholierenregeling
toe, dan kunt u voor de gegevens die u nodig hebt voor de
loonheffingen, gebruikmaken van het Model opgaaf gegevens
voor de loonheffingen (studenten- en scholierenregeling). U kunt dit
downloaden van www.belastingdienst.nl. Dit formulier
bewaart u samen met een kopie van de isic bij uw
loonadministratie.
15.17.2 Toepassing studenten- en scholierenregeling
Voor toepassing van de studenten- en scholierenregeling
gebruikt u de kwartaaltabel voor de berekening van de
inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen
(zie paragraaf 7.3.4) en de kwartaalfranchise en het kwartaalmaximum
voor de berekening van de premies werknemersverzekeringen.
De kwartaalfranchise en het kwartaalmaximum
bepaalt u door driemaal het maandbedrag in
aanmerking te nemen (zie tabel 21 tot en met 23).
U berekent de inhouding als volgt:
1. Tel op elk inhoudingstijdstip het loon dat u al eerder in
het kalenderkwartaal betaalde, op bij het loon dat u op
dat moment betaalt.
2. Bereken de loonheffingen alsof u op dat moment het
hele loon betaalt.
3. Breng daarop de loonheffingen die u al eerder had
berekend, in mindering, maar niet tot een bedrag lager
dan nul.
Deze berekening geldt ook als de werknemer opeenvolgend
meer dan een dienstbetrekking in één kalenderkwartaal bij
u heeft.
Let op!
Voor studenten en scholieren uit bepaalde sectoren mag u voor
de sectorpremie
soms het lage premiepercentage toepassen
(zie paragraaf 5.2.2).
15.17.3 Beëindiging studenten- en scholierenregeling
U kunt de studenten- en scholierenregeling alleen beëindigen
met ingang van het eerstvolgende kalenderkwartaal. De
werknemer moet hiervoor een schriftelijk, gedagtekend en
ondertekend verzoek bij u doen. Dat kan met het Model opgaaf
gegevens voor de loonheffingen (studenten- en scholierenregeling),
dat te downloaden is van www.belastingdienst.nl. Bewaar
het formulier bij uw loonadministratie.
15.18 Thuiswerkers en hun hulpen
U moet de thuiswerker niet verwarren met de werknemer
die een echte of fictieve dienstbetrekking heeft en zijn werk
(soms) in zijn woning verricht. Een thuiswerker is iemand
die alleen thuis en niet-bedrijfsmatig persoonlijk zijn werk
verricht. Bekende voorbeelden van thuiswerk zijn garnalenpellen
en inpakwerkzaamheden.
Als eerste beoordeelt u of de thuiswerker in een echte
dienstbetrekking staat (zie paragraaf 1.1.1). Is de thuiswerker
niet in een echte dienstbetrekking werkzaam, dan zijn de
thuiswerker en zijn hulpen in fictieve dienstbetrekking
werkzaam als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De arbeid wordt persoonlijk verricht.
• Het bruto-inkomen voor de arbeid bedraagt doorgaans
over een maand ten minste 2/5 van het wettelijk minimumloon
per maand. Het minimumloon is het loon in
de zin van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Op grond van deze wet geldt voor werknemers
jonger dan 23 jaar een lager wettelijk minimumloon
dan voor andere werknemers. Als het loon niet
afhankelijk is gesteld van de leeftijd, dan moet u voor de
2/5-grens het minimumloon voor werknemers van 23 jaar
of ouder aanhouden.
• De arbeidsrelatie is aangegaan voor onbepaalde tijd of
voor ten minste één maand. Hierbij kan het ook gaan om
twee arbeidsrelaties met dezelfde opdrachtgever die
elkaar binnen een maand opvolgen en die samen ten
minste een maand duren. Een maand is voor deze regeling
een aaneengesloten tijdvak van dertig dagen.
De fictieve dienstbetrekking geldt echter niet als de thuiswerker
en zijn hulpen tot een van de volgende groepen
behoren:
• degenen die arbeid van overwegend geestelijke aard
verrichten,
bijvoorbeeld geestelijk verzorgers
• auteurs of redactiemedewerkers die niet bij wijze van
beroep werkzaam zijn voor een uitgever
• degenen die al in fictieve dienstbetrekking zijn, zoals aannemers
van werk of hun hulpen, agenten, subagenten,
artiesten, A-topsporters, bestuurders van een coöperatie
met werknemerszelfbestuur, commissarissen, leerlingen,
stagiairs, meewerkende kinderen of uitzendkrachten
• degenen van wie de arbeidsrelatie in overwegende mate
wordt beheerst door een familieverhouding
• zelfstandig ondernemers
• d egenen die zich doorgaans laten bijstaan door meer
dan twee hulpen die niet hun echtgenoot zijn en ook
geen minderjarige kinderen die tot hun huishouden
behoren
Of een thuiswerker en zijn hulpen bij u in fictieve dienstbetrekking
zijn, moet u beoordelen aan de hand van
verwachtingen
bij het begin van de arbeidsrelatie. Wordt
er incidenteel afgeweken van de voorwaarden, bijvoorBelastingdienst
| Handboek Loonheffingen 2011 15 Bijzondere arbeidsrelaties | 124
beeld wanneer er in een maand maar 1/5 van het minimumloon
wordt betaald, dan leidt dat niet tot een onderbreking
van de fictieve dienstbetrekking. Maar gaat het om een
blijvende afwijking, dan moet u opnieuw beoordelen
of de arbeidsrelatie
als een fictieve dienstbetrekking
kan worden beschouwd.
15.18.1 Wie is inhoudings- en premieplichtig?
Als opdrachtgever van de thuiswerker moet u de loonheffingen
inhouden op het loon van de thuiswerker en betalen
aan ons. Daarnaast moet u de bijdrage Zvw vergoeden aan de
thuiswerker. De thuiswerker moet loonheffingen inhouden
en betalen over het loon van zijn hulpen en de bijdrage Zvw
aan zijn hulpen vergoeden, tenzij de thuiswerker doorgaans
in de regel uitsluitend voor u werkt. In dat geval moet u de
loonheffingen inhouden op het loon van de hulpen van de
thuiswerker en betalen aan ons. Daarnaast moet u de bijdrage
Zvw vergoeden aan de hulpen.
15.18.2 Verdeling van loon tussen een thuiswerker
en zijn hulpen
Als een thuiswerker hulpen heeft en u ook voor die hulpen
de loonheffingen moet inhouden en betalen, dan moet de
thuiswerker aan u opgeven hoeveel loon iedere hulp krijgt.
Hij moet daarvoor bij u een verklaring inleveren die door
hemzelf en door zijn hulpen is ondertekend. Levert de
thuiswerker geen verklaring bij u in, dan moet u voor de
berekening van alle loonheffingen het hele loon beschouwen
als loon van de thuiswerker.
Let op!
Het is mogelijk dat de omstandigheden tijdens de dienstbetrekking
veranderen waardoor de thuiswerker niet meer aan de voorwaarden
van een fictieve dienstbetrekking voldoet. Vanaf dat moment geeft
u de beloning niet meer aan in de aangifte loonheffingen. U moet die
beloning dan bij ons melden als een uitbetaald bedrag aan een derde
(zie paragraaf 1.2).
15.18.3 Speciale regels loonbelasting/premie
volksverzekeringen voor thuiswerkers
(en hun hulpen)
Voor thuiswerkers en hun hulpen moet u de loonbelasting/
premie volksverzekeringen op een andere manier berekenen
en met afwijkende percentages (zie tabel 4, 5, 6a en 6b achter
in dit handboek). Bij deze percentages is al rekening gehouden
met de belaste vergoeding van de bijdrage Zvw.
Berekent u de grondslag voor de loonbelasting/premie
volksverzekeringen op de manier zoals beschreven in
paragraaf
7.1, dan berekent u het loon voor de loonbelasting/
volksverzekeringen voor thuiswerkers (en hun hulpen)
als volgt:
Grondslag voor de loonbelasting/volksverzekeringen
+ Ingehouden premies voor aanspraken die overeenkomen
met de werknemersverzekeringen
+ Ingehouden bijdrage voor aanspraak op uitkering bij overlijden of invaliditeit door een ongeval
- Vergoeding bijdrage Zvw
= Loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen waarop u de tabel voor aannemers van werk toepast (A)
Op dit loon past u het percentage toe voor aannemers
van werk, thuiswerkers, sekswerkers en gelijkgestelden
(zie tabel 4, 5, 6a en 6b).
In de aangifte loonheffingen moet u een ander loonbedrag
vermelden, uitgaande van het bij (A) berekende loon.
U berekent dit loonbedrag als volgt:
Loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen waarop u de tabel voor
aannemers van werk toepast
+ Vergoeding bijdrage Zvw
- Ingehouden premies voor aanspraken die overeenkomen met de
werknemersverzekeringen
- Ingehouden bijdrage voor aanspraak op uitkering bij overlijden of
invaliditeit door een ongeval
= Loon voor de aangifte loonheffingen
15.19 Uitzendkrachten
De uitzendkracht is in echte dienstbetrekking (zie paragraaf
1.1.1) bij het uitzend- of detacheringsbureau als aan
de volgende voorwaarden is voldaan:
• De uitzending vindt plaats in het kader van het bedrijf
of beroep van degene die uitzendt.
• De arbeid vindt plaats onder toezicht en leiding van
degene
die inleent.
• Er is sprake van een bijzondere vorm van arbeidsovereenkomst,
zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek: de uitzendovereenkomst.
Het uitzendbureau is hierbij de werkgever.
Als er geen sprake is van een uitzendovereenkomst, bijvoorbeeld
bij bemiddelen, kan er sprake zijn van een fictieve
dienstbetrekking op grond van het feit dat bij een derde
gewerkt wordt door tussenkomst van een organisatie of een
natuurlijk persoon, met uitzondering van de volgende
gevallen:
• De uitzendkracht werkt doorgaans op maximaal drie
dagen per week als dienstverlener aan huis in uw huishouden
(zie hoofdstuk 24).
• De uitzendkracht werkt bij wijze van arbeidstherapie.
• De uitzendkracht verricht arbeid in de zelfstandige uitoefening
van zijn beroep of bedrijf.
Voor uitzendkrachten in echte of fictieve dienstbetrekking
gelden de gewone regels voor de loonheffingen.
Belastingdienst | Handboek Loonheffingen 2011 15 Bijzondere arbeidsrelaties | 125
Als een uitzendkracht loon krijgt voor niet-opgenomen
vakantiedagen, kunt u voor de inhouding van loonbelasting/
premie volksverzekeringen kiezen tussen twee tabellen:
de tabel voor bijzondere beloningen (zie paragraaf 7.3.6)
of de tijdvaktabel (zie paragraaf 7.3.4) die van toepassing
is op gewone loonbetalingen.
Weekaanlevering
Als u als werkgever in de uitzendbranche werkt, kunt u bij
uwv een verzoek indienen om u als weekaanleveraar te
laten registreren. Bent u als weekaanleveraar geregistreerd,
dan moet u een aantal werknemersgegevens per week naar
ons sturen, de zogenoemde weekaanleveringsberichten.
Het voordeel van weekaanlevering is dat u bij ziekte van een
uitzendkracht niet afzonderlijk gegevens aan uwv hoeft aan
te leveren. Als u de registratie als weekaanleveraar wilt
opheffen, dan moet u dit verzoek richten aan uwv.
Let op!
De weekaanlevering vervangt de aangifte loonheffingen niet. U moet
volgens de normale regels aangifte loonheffingen, inclusief de
werknemersgegevens,
doen en de loonheffingen betalen.
15.20 Vrijwilligers
Een vrijwilliger is iemand die niet ‘bij wijze van beroep’
werkt voor een privaat- of publiekrechtelijke organisatie die
geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen, of
voor een sportorganisatie. Bij een sportorganisatie zijn de
rechtsvorm en het wel of niet aangifte vennootschapsbelasting
hoeven doen niet van belang.
Bij de vraag of iemand beroepshalve werkt, is de beloning
die hij krijgt van belang en ook of deze beloning in redelijke
mate overeenstemt met de aard van het werk. Als een beloning
kan worden aangemerkt als een marktconforme beloning,
is er geen sprake van vrijwilligerswerk. Een belangrijk
kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat een vergoeding
niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard
van het werk. Een vergoeding aan een vrijwilliger heeft
meer het karakter van een kostenvergoeding.
Van zo’n vergoeding is sprake als iemand uitsluitend vergoedingen
of verstrekkingen krijgt met een gezamenlijke
waarde van maximaal € 150 per maand en maximaal € 1.500
per kalenderjaar.
Als u ervoor kiest om binnen deze maximumbedragen
iemand een vergoeding of verstrekking per gewerkt uur te
betalen, dan beschouwen wij een uurvergoeding van ten
hoogste € 4,50 (of € 2,50 voor een vrijwilliger jonger dan 23
jaar) als een niet-marktconforme beloning. Daarom hoeft u
over die bedragen geen loonheffingen in te houden en af te
dragen. Ook hoeft u geen urenadministratie bij te houden.
Maar kiest u ervoor om iemand meer te betalen dan € 4,50
of € 2,50 per gewerkt uur en meent u dat deze persoon als
vrijwilliger is aan te merken, dan moet u aannemelijk maken
dat deze hogere vergoeding geen marktconforme beloning
is. U kunt uw specifieke situatie aan ons voorleggen.
Is de beloning marktconform en is degene aan wie deze
wordt betaald aan te merken als werknemer, dan gelden de
normale regels voor de loonheffingen.
Als uw vrijwilliger een bijstandsuitkering krijgt
en vrijwilligerswerk doet
Krijgt uw vrijwilliger een bijstandsuitkering en daarnaast
een vergoeding voor vrijwilligerswerk? Dan verandert de
hoogte van zijn uitkering niet als de vergoeding voor het
vrijwilligerswerk maximaal € 95 per maand is en maximaal
€ 764 per jaar. Als het gaat om vrijwilligerswerk dat de
gemeente noodzakelijk vindt voor de re-integratie van uw
vrijwilliger, dan verandert de hoogte van zijn uitkering niet
als de vrijwilligersvergoeding niet hoger is dan € 150 per
maand en € 1.500 per jaar.
Voorbeeld 1
Vereniging X betaalt aan 3 vrijwilligers een vergoeding van € 4 per uur.
Vrijwilliger A is per maand 20 uur actief voor de organisatie. Vrijwilligers B
en C zijn allebei 35 uur per maand actief. Vrijwilliger C declareert per maand
ook nog € 47,50 reiskosten. Alle vrijwilligers zijn 23 jaar of ouder. Voor
alle vrijwilligers geldt dat het uit fiscaal oogpunt niet nodig is een urenadministratie
bij te houden. Omdat de uurvergoeding voor de vrijwilligers
niet hoger is dan € 4,50, vallen A, B en C onder de fiscale definitie van vrijwilliger.
Aan de hand van de uitbetaalde bedragen moet de vereniging nu
beoordelen of de vrijwilligersvrijstelling van toepassing is. Vrijwilliger A blijft
onder de € 150 per maand en ook onder de € 1.500 per jaar, dus de vergoeding
is onbelast. Vrijwilliger B krijgt € 140 per maand en blijft daarmee
onder het maandbedrag van € 150. Als de vereniging ervoor zorgt dat het
jaarbedrag niet boven de € 1.500 uitkomt, is de vergoeding onbelast.
Vrijwilliger C krijgt € 187,50 (€ 140 + € 47,50 reiskostenvergoeding) en
overschrijdt daarmee het maandmaximum, dat immers geldt voor het
totaal van de vergoedingen en verstrekkingen, inclusief afzonderlijke
kostenvergoedingen. De vrijwilligersvrijstelling is op vrijwilliger C niet van
toepassing: de vereniging moet vaststellen of deze persoon is aan te merken
als werknemer.
Voorbeeld 2
Een vrijwilliger werkt 2 maanden 100 uur per maand en 3 maanden 50 uur
per maand voor een voetbalvereniging. In totaal werkt de vrijwilliger dus
350 uur in 5 maanden. Hij krijgt een vergoeding van € 2 per uur, in totaal
€ 700. Hier is geen sprake van een marktconforme beloning (€ 2 per uur) en
het jaarmaximum van € 1.500 wordt niet overschreden. Toch is de vrijwilligersregeling
niet van toepassing, omdat het maandmaximum van € 150
wordt overschreden. De vergoeding in de 2 maanden waarin de vrijwilliger
100 uur werkt, is immers € 200. De vereniging moet vaststellen of er sprake
is van werknemerschap. Zo ja, dan moet de vereniging over de totale vergoeding
loonheffingen inhouden en betalen. Ook moet de
vereniging dan een urenadministratie bijhouden.
Belastingdienst | Handboek Loonheffingen 2011 15 Bijzondere arbeidsrelaties | 126
Voorbeeld 3
Een 25-jarige vrijwilliger werkt 10 maanden 50 uur per maand voor een
voetbalvereniging. Hij krijgt een vergoeding van € 1.500. De vereniging
maakt dit bedrag in één keer aan hem over. Er is geen sprake van een marktconforme
beloning (€ 3 per uur). Ook het maandmaximum van € 150 en het
jaarmaximum van € 1.500 worden niet overschreden. De vereniging hoeft
over de vergoeding van deze vrijwilliger dus geen loonheffingen in te houden
en af te dragen. Ook hoeft de vereniging geen urenadministratie bij te houden.
Voorbeeld 4
Een tennisvereniging betaalt een vrijwilliger een vergoeding van € 7 per uur.
De vrijwilliger werkt 9 maanden 20 uur per maand voor de vereniging.
Hoewel de vergoeding het maandmaximum van € 150 en het jaarmaximum
van € 1.500 niet overschrijdt, moet de vereniging toch loonheffingen inhouden
en betalen en een urenadministratie bijhouden als er sprake is van werknemerschap.
De vergoeding van € 7 per uur is namelijk een marktconforme
beloning.
15.21 Werknemers van 65 jaar en ouder
Een werknemer van 65 jaar en ouder is vanaf de dag dat hij
65 jaar is geworden, niet (meer) verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
Vanaf de eerste dag van de kalendermaand
waarin hij 65 jaar wordt, hoeft u geen premies werknemersverzekeringen
meer te betalen. Ook hoeft deze
werknemer dan geen premie aow meer te betalen. Voor de
berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen
maakt u gebruik van de kolom ‘65 jaar en ouder’ van de
loonbelastingtabel.
|