John E. JOSEPH, Saussure, Oxford, Oxford University Press, 2012, xii-780 p.
Ferdinand de Saussure (1857–1913), afstammend van een illustere hugenootse familie (oudste spelling: Saulxures) afkomstig uit Lotharingen, is meer dan ooit het voorwerp van speculaties en toeëigeningen1. Zinspelend op zijn geniaal jeugdwerk dat hij, 21 jaar oud, publiceerde als zijn magisterthesis in Leipzig2, zou men kunnen zeggen dat Saussure een object is geworden van “reconstructie”. Dit begon met de in 1916 postuum gepubliceerde Cours de linguistique générale: de twee (hoofd)uitgevers, Charles Bally en Albert Sechehaye, die zelf geen van de drie cursussen3 algemene taalkunde hadden gevolgd bij Saussure, baseerden zich op de nota’s van studenten — vooral de nota’s genomen bij de tweede en de derde cursus —, op basis waarvan een collatie werd gemaakt door Sechehaye4. Deze laatste was ook verantwoordelijk voor de meer rigide formulering van de gepubliceerde Cours, dit o.a. in cruciale passages waarin de beroemde dichotomieën worden voorgesteld (langue/parole; synchronie/diachronie; signifiant/signifié). Ook de vaak geciteerde eindzin van de Cours: “la linguistique a pour unique et seul objet la langue envisagée en elle-même et pour elle-même” bleek achteraf apocrief te zijn. Echter, decennialang werd de door Bally en Sechehaye uitgegeven CLG gelezen en geïnterpreteerd als de zuivere neerslag van Saussures onderwijs in Genève5. En voor alle duidelijkheid: het was deze CLG-tekst die ten grondslag ligt aan het Europese structuralisme in zijn uiteenlopende gedaantes.
In 1955 verdedigde Robert Godel zijn thesis Les sources manuscrites du Cours de linguistique générale de F. de Saussure, waarin zowel manuscriptmateriaal van Saussure als (nieuw ter beschikking gestelde) studentennota’s werden uitgegeven en verwerkt; Godels werk toonde overduidelijk de noodzaak aan van een kritische editie6 van de CLG. Die uitgave werd uiteindelijk door Rudolf Engler bezorgd, in twee delen7: een eerste deel waarin de tekst8 van de CLG-uitgave door Bally en Sechehaye helemaal links op de (dubbel) opengeslagen bladzijde staat en daarnaast, in vijf kolommen, manuscript-materiaal (van Saussure of uit studentennota’s); een tweede deel waarin bijkomend manuscript-materiaal van Saussure wordt uitgegeven. Voor wie op een correcte, filologische wijze met Saussures CLG wil omgaan, is de uitgave door Engler (gebruikelijke afkorting: CLG/E) een onmisbaar werkinstrument. In het spoor van die kritische uitgave kwam een vernieuwde Saussure-exegese op gang9.
Dan volgt in 1996 een belangrijke ontdekking: bij restauratiewerken in de orangerie van de Geneefse residentie van de familie Saussure wordt een koffer gevonden met manuscriptmateriaal, en ditmaal gaat het niet om voorbereidende nota’s voor de cursussen algemene taalkunde. De nieuw ontdekte teksten, die in 2002 voor het eerst worden uitgegeven10, wakkeren de drang om de “echte Saussure” te laten verrijzen weer aan11. Er wordt daarbij nogal licht omgesprongen met twee feiten: ten eerste, dat de meeste teksten zeer “onaf” zijn, en, ten tweede, dat deze teksten uit de beginjaren 1890 lijken te dateren, dus lang voor Saussure het vak algemene taalkunde begon te doceren. In de nieuwe vondsten menen sommige auteurs le vrai Saussure12 te herkennen. Vooral de tekst getiteld “De la double essence du langage”13 wordt als het nec plus ultra van Saussures taaldenken gekoesterd.
John Joseph begeeft zich niet op het pad van de wonderlijke vermenigvuldiging van Saussures, en gelukkig maar! De Ferdinand de Saussure die hij neerzet in zijn breed uitgesponnen werk — dat men niet alleen als een diepgravende biografie van een fascinerende taalkundige en taaldenker, maar ook als een uitdeinende schets van het intellectueel leven in Genève op het eind van de 19de eeuw en aan het begin van de 20ste eeuw kan (en moet) lezen —, is een figuur uit één stuk. Een figuur die zich weliswaar enthousiast aan uiteenlopende projecten14 waagde (comparatieve grammatica en reconstructie van het Indo-Europees; taalhistorische studies; linguïstisch-mythologisch onderzoek over legenden en saga’s; anagrammenstudie15; en uiteraard algemene taalkunde), maar die steeds zocht naar “structurele” of “systemische” verklaringen. Een figuur getekend door zijn hugenoots-calvinistische achtergrond, door de hoge intellectuele verwachtingen gesteld binnen een geleerdenfamilie, door de etiquette van de Geneefse aristocratie, maar ook een figuur gekweld door een drang naar perfectionisme.
Het boek van Joseph is een magistraal epos over “het leven en het werk” van Saussure. Joseph graaft vanuit het verre verleden (beginnend bij de verre voorvaderen in de 16de eeuw) naar Saussures genetische en intellectuele wortels om af te sluiten bij zijn culturele erfenis: het Europese structuurdenken16. Elke periode uit het leven van Saussure wordt tot in de kleinste details geanalyseerd, vaak met een neiging tot psychogenetische en atavistische verklaringen (al brengt Joseph steeds weer de nodige nuances aan, en neemt hij duidelijk afstand van moderne, aberrante psychoanalytische benaderingen van het “fenomeen Saussure”)17. Joseph schrijft, in een mooi proza, een intelligente en respectvolle biografie, maar verglijdt niet naar hagiografie. Zijn boek is er niet alleen een voor linguïsten (of zelfs alleen maar, voor Saussure-specialisten), maar richt zich ook tot een breed publiek: filosofen, historians of ideas, literatuurhistorici, sociologen…
Het werk is onderverdeeld in vijf delen (met in totaal twintig hoofdstukken), voorafgegaan door een voorwoord en gevolgd door een uitvoerig notenapparaat (652-740), een selectieve bibliografie (741-754)18 en een index (p. 755-780). Het eerste deel “The world into which he was born” telt drie hoofdstukken: 1. Rising to prominence; 2. His grandparents’ and parents’ generations; 3. The heritage of linguistics and semiology. Het tweede deel “Early years to the Mémoire” bestaat uit vier hoofdstukken: 4. 1857-1873; 5. 1873-1876; 6. 1876-1878; 7. The Mémoire on the original vowel system of the Indo-European languages. In het derde deel “Doctorate and Paris years” zijn er vier hoofdstukken: 8. 1879-1881; 9. 1881-1884; 10. 1884-1888; 11. 1888-1891. Het vierde deel “Return to Geneva” bevat vijf hoofdstukken: 12. 1891-1894; 13. 1894-1899; 14. 1899-1903; 15. 1903-1906; 16. 1907-1908. Het laatste deel “Final flourish” telt vier hoofdstukken: 17. 1908-1909; 18. 1909-1911; 19. The end: 1911-1913; 20. Opus posthumous. Elk hoofdstuk is, met duidelijke ondertitels, onderverdeeld in paragrafen.
Zoals blijkt uit dit summier overzicht is het boek op een chronologisch stramien geënt, maar het slingert zich op meanderachtige wijze door Saussures leven en werk. Joseph gaat soms erg uitgebreid in op “externe” elementen van Saussures biografie. De uitweidingen zijn echter steeds de moeite waard19. Joseph schrijft daarbij steeds lezer-vriendelijk: zo krijgt de niet-taalkundige lezer ongeveer van elke publicatie, of van elk groter project, van Saussure een zeer didactische voorstelling, maar omgekeerd geldt hetzelfde voor de lezer linguïst: die krijgt informatie van filosofische20, antropologische21, sociologische22, psychologische23 en psychoanalytische24, theoretisch-economische25 aard, wanneer dit bijdraagt tot een beter verstaan van Saussure en de academische context26 waarin hij werkzaam was. En om het even welke lezer zal Joseph dankbaar zijn voor de uitvoerige presentatie van de inhoud van de drie cursussen algemene taalkunde (p. 492-515: de cursus van 1906-1907; p. 533-555: de cursus van 1908-1909; p. 566-600: de cursus van 1910-1911)27.
Door de hoeveelheid aan informatie is deze Saussure is een zware brok, maar het boek leest vlot. Het is bovendien prachtig uitgegeven en telt bijzonder weinig drukfouten28. Voor het gemak van de lezer ware het wel beter geweest indien de noten niet achteraan hadden gestaan (p. 652-740; de noten zijn per hoofdstuk gegroepeerd). En ook zou een los blad met een familiestamboom handig geweest zijn, want de Saussure-genealogie is uitermate complex: niet alleen omwille van de ver in de tijd teruggaande genealogie, maar ook, en nog meer, door de vele “clan-interne” huwelijken die typisch waren voor het aristocratisch-calvinistisch milieu van het 19de-eeuwse Genève.
Maar dit alles doet niets af aan de waarde en de verdiensten van dit werk: de Saussure van John Joseph is een masterpiece van intellectuele biografie.
Pierre Swiggers
|